Lezen

Over bewondering

Onlangs bekroop mij het gevoel dat ik op een foute manier woke was geworden. In die zin dat ik een roman verwierp om de premisse, terwijl ik tegen hedendaagse taalcorrecties van klassiekers ben. Laat Dikkie Dik maar zichzelf zijn, en de heksen lelijk. Maar toen ik ‘Het onverwachte antwoord’ van de gelauwerde auteur Patricia De Martelaere herlas, betrapte ik mezelf op mijn morele oordeel. In die roman vertellen vijf vrouwen over Godfried H., die ze elk op hun manier beminnen, terwijl hij hen in het ongewisse laat. Vooral het erg lange hoofdstuk ‘De liefdesbrief’, waarin de stemmen van die vrouwen samensmelten in een etterend gemis, stond me tegen. Zinnen als ‘Geen oog dicht gedaan vannacht. Jouw schuld’, vertalen de wanhoop. ‘De vrouwen in 'Het onverwachte antwoord' hebben hun geliefde eigenlijk al verloren, maar hun tragiek is dat ze hun verlangen niet kunnen loslaten. Daarom houden ze het gevoel vast, tegen beter weten in, als een vorm van lijfsbehoud,’ schreef een recensent van De Tijd.  Nog afgezien of De Martelaere de obsessionele liefde in haar hemd wil zetten of de diepere laag van de goddelijke aanbidding wil aanboren (want ja, de man heet GODfried), kon het smachten van de vrouwen me al snel niet meer bekoren. ‘Wie wordt er nu hoteldebotel verliefd op een man die getrouwd is én er nog een paar minnaressen op na houdt,’ oordeelde ik. ‘Dat is ofwel een profiteur, of iemand die geen beslissingen kan maken, en dus in beide gevallen een verachtelijk figuur.’ Godfried blijft erg vaag en ongenaakbaar in de roman, waardoor het nog vreemder lijkt dat de vrouwen zo ziekelijk afhankelijk van hem zijn. Ze leggen hun lot in de handen van een oudere, hoogopgeleide man, van een schrijver, een patriarch. Is dat nog wel van deze tijd? Ben ik te woke, of is de tijdsgeest veranderd?  Ik herinnerde me de eerste zin van mijn prof Franse literatuur: ‘Wie me komt vertellen dat le Vicomte de Valmont uit Les Liaisons Dangereuses een amorele klootzak is, heeft niks begrepen van literatuur.’ Literatuur draait niet om het gevoel van sympathie of afkeer dat een boek opwekt, wel om de waarheid die het blootlegt. Ik verzette me dus tegen mijn eerste indruk en worstelde me met lange tanden door de roman. De verwachting dat Godfried H. op een keer in het zand zou bijten, kwam niet uit. Dat zou een al te evidente wending zijn voor een filosofisch auteur als De Martelaere, die met veel bravoure de meanderende gedachten van haar personages schetst. Beelden volgen elkaar op. Als Godfried de plastic randjes van zijn schelletjes kaas opeet, zuinig omdat hij zich de armoede uit zijn kindertijd nog herinnert, krijgt hij even wat body. Daarna deemstert hij weer weg, wordt hij weer het voorwerp van een haast narcistische obsessie.  Binnenste buiten gekeerd door de ergste ervaring die een lezer kan overkomen, een boek tegen je zin uitlezen, brak ik me er het hoofd over waarom dit een monument uit de Vlaamse literatuur is, geprezen door feministische auteurs. Misschien ligt het thema van de beate bewondering me gewoon niet, bedacht ik. Omdat ik bewondering sowieso geen goede grond vind voor liefde, en geen hele roman nodig heb om daarachter te komen. Bewondering is in se ongelijkwaardig, een machtsonevenwicht, vindt deze - al dan niet woke- moralist.  Een docent journalistiek en doorgewinterd oorlogsreporter vertelde in zijn lessen vaak over zijn interviews met wereldleiders, met wijdopen ogen van ongeloof omdat hij die had mogen ontmoeten. Ging het over zijn visite bij Arafat, dan lag het accent puur op het feit dat hij, ja, hij die nu les gaf aan ons, Arafat gespróken had. Niet op hoe de Palestijnse leider zijn koffie dronk of zijn bodyguards behandelde, al die details die een verhaal interessant maken. Ik geeuwde om zijn heldenverhalen.  ‘Er zijn mensen die graag bewonderen en anderen die graag bewonderd worden’, zei auteur Els Moors eens. Als yin en yang. De wereldorde is pas volmaakt als beide groepen in elkaar klikken. Ben ik dan helemaal geen bewonderaar? Ik post toch ook op Facebook over boeken die ik graag lees, ik ga naar concerten van iconen als Leonard Cohen of Diana Ross. En praten over mensen die je bewondert, is toch positieve lijm voor een gesprek? Maar bewondering kan ook een goed gesprek in de weg staan. Want is het niet even interessant wie we zelf (niet) geworden zijn, en hoe dat komt? De docent journalistiek vond het moeilijk om zich nog te interesseren voor de eerste stapjes van zijn nichtje. Hoe intriest is het als mensen liever op de adrenaline van bewondering drijven dan een eigen leven uit te bouwen?   Toen ik onlangs een manuscript over een vermaarde componist doornam, ergerde ik me aan alle ubergetalenteerde kunstenaars in de tekst. Wat zijn geslaagde mensen vervelend, ze triggeren niet om verder te lezen. De bewondering van de schrijver staat een goed verhaal in de weg. Net de kuilen in een levensweg maken het interessant. In ‘Mes’ beschrijft auteur Salman Rushdie niet enkel zijn heldhaftige genezingsproces na de aanslag op zijn leven, maar ook alle kleine mankementen. Hoe zijn Ralph Laurenpak kapot werd geknipt door een hulpverlener, hoe de fijne Chinees-Amerikaanse handtherapeute hem martelde om zijn hand te redden, hoe hij een pijnlijk prostaatonderzoek onderging. De details van een sukkel fascineren, wekken empathie op en brengen humor in de tekst. Stop dus met bewonderen en dans als een blije loser rond je tafel, je bent spannender dan je volmaakte idool.  Blijft die onevenwichtige man-vrouwverhouding in het boek van De Martelaere. Misschien wou ze die net aan de kaak stellen door het vrouwelijke verlangen zo op de spits te drijven. Of raken sommige romans gedateerd? In een boekenclub over ‘Het jaar van de Kreeft’ van Hugo Claus ergerden lezers zich aan vrouwonvriendelijke beschrijvingen. Moeten we die meesterwerken dan toch eens tegen het licht houden?   

Pons
5 0

Blaf

De gewelddadigheid van het bestaan overvalt de teerhuidige reeds bij het ontwaken. Slapen heeft het voordeel dat die in zijn bewustzijnsverandering immuun is voor de terreur van het lawaai. Maar het geblaf en het gehuil van de aanfluiting voor een wolf dringt grensoverschrijdend hun oor binnen. Maar is het een daad van geweld? Is er een verschil met de nachtegaal die instinctief een lied baart? Die is de deur nog niet uit of de slijpmachine bijt zich vast in hun weke zenuwen. Zou een lobotomie helpen tegen hun misofonie? Toch wil die niet doof zijn. Ooit is er een dag dat die de zeurende autostrade eens niet zal horen door een nieuwe pandemie, en dan wil die naar de stilte luisteren. Afwezigheid van menselijk geluid is hun ijdele hoop. Kraaide de haan al voor die gedomesticeerd werd? De hond is een biologisch wapen, een ontaard wild dier, misbruikt voor ons gemak. Het blaffen een daad van passieve agressie als de vlooienmagneet het bezit bewaakt of prooi opjaagt. Van jacht- en waakhond naar gezelschapsdier is een kleine stap, maar geef hen de oeros, als die maar niet loeit. Die droomde van zuiverheid en was blind voor hun eigen gewelddadigheid. Vlees eten zou moeten beperkt worden tot van nature gestorven dieren, van ouderdom, van ziekte. Overhoop gemaaide egels maakte hen pisnijdig. Op een dag zou die werk maken van de Cosmopolitan Donkey, want ook balken vond die een misplaatste grap, een aberratie. Die miste de corona-lockdown, de dolfijnen in de Venetiaanse lagune, de zichtbare bodem, de zuivere lucht. Op een nacht met avondklok kwam uit het niets een wezen uit het ghetto van bomen. Te klein voor een vos, te gedrongen voor een kat. En vervolgens een tweede. Steenmarters, twee bruute mannetjes, begonnen te vechten voor zaadlozing en terrein. In elkaar gevlochten worstelden ze over het verlaten asfalt. Alstublieft, stop met elkaar de pik en de testikels af te bijten. Geef jullie over aan al de kabels van die salariswagens, vergrijp je aan de decadentie. Een pick-up met LNG-tank reed hen bijna van hun sokken. Zelfs op het zebrapad ben je je leven niet zeker. Die schudde met hun kontje, de hartslag schakelt een versnelling hoger om het in auto-mechanisch jargon te formuleren. Als binnenkort de eeuwenoude eiken moeten sneuvelen voor de overbodige keerlus, zal die zich vastketenen aan de bomen. Wanneer ben je een groene fascist? Als je meer geeft om de laatste blauwe vinvis dan om een verdronken zeemeerminnetje op de vlucht voor oorlog en honger? Die was woke en ijverde voor totale dekolonisatie, maar was ook ooit gedwongen opgenomen nadat die zich volledig ontkleed had in de winkelstraat. Red de schaamluis had die geschreven op hun naakte huid. Ik ben een harige symbiose van triljoenen cellen, hoe ouder de bultrug hoe meer zeepokken. Ik ben weerloos, alle teken en bloedzuigers mogen gedijen op mijn grenzeloosheid, tot ik wormstekig verga en opga in stuifzwammen en judasoren. Die zag hun stad voor wat ze werkelijk was: een reïncarnatie van Babylon, maar in plaats van sodomie was er de hersenspoeling van verdienste en een gehaaid verbod op openlijke jaloezie, terwijl de eendimensionale hebzucht alles dreef. De legale vastgoedmaffia en bouwterroristen waren de ware leiders van hun leefomgeving. Met overfokte pitbull terriërs bewaken ze hun bezit dat ze zonder scrupules en met meedogenloos geweld gecumuleerd hebben, niet wetende dat de wolvinnen terug zijn. De kinderen verstoten door de narcistische psychopaten omwille van hun zachtheid zullen zij zogen. Het geblaf, geboor en gehuichel wordt overstemd door hun gehuil. De hemelse vrede is altijd ondermaans geweest. Enkel de vergankelijkheid is eeuwig. Wolvinnen zogen de stichters van de nieuwe stad. Geweldig. Tjens Couter - Walking the dog (1978)

Kameraad 60
37 2

Vroeg gevogel

De nacht is achter de rug en ik lig erop.  Met graagte, gretigheid en genoegen zou ik nu van toon veranderen en een teder, sensueel en liefdevol stukje schrijven over mijn huwelijksleven en de daarmee gepaard gaande intieme activiteiten. Verdorie, door die ‘gepaard’-woordkeuze visualiseer ik mezelf meteen weer als dekhengst met een indrukwekkend libido. Wat is dat toch met ons, mannen? Waarom moeten we altijd zo vulgair en opschepperig worden als het daarover gaat?  Gelukkig heb ik het in mijn openingszin gewoon over mijn rug, beste lezer, en mijn recent verworven vaardigheid om erop te slapen en bijgevolg ook wakker te worden. ‘Openingszin’ is in dezen trouwens geen synoniem van seksuele lust, dat had je al begrepen. Ik word graag wakker. Bewust van de geboorte van een nieuwe dag. Het venster staat open en de vogeltjes fluiten om ter vrolijkst en vreugdevolst. Zo wordt een mens opgewekt gewekt. Het lijkt wel alsof ze elkaar willen overstemmen, of overvleugelen. Een kakofonie aan bekoorlijke geluiden, al zingen ze allesbehalve in koor.  Die kakofonie deed me denken aan een gezinswandelingetje van een paar weken geleden. Het zonnetje scheen op mijn pas geschoren bolletje, de kinderen gedroegen zich heerlijk harmonieus en de hond huppelde lachwekkende sprongetjes in het hoge gras naast de straat. Net toen ik een woordgrapje maakte waar ik alleen hartelijk om lachte en bijgevolg bijna heel het gezin, omdat mijn hartelijk lachen volgens hen veeleer op het wilde gehijg van een mannetjeshyena in paringstijd lijkt, voelde ik vanuit het niets een paar dikke druppels op mijn hoofd belanden. Terwijl ik instinctmatig naar mijn schedel en mijn gemillimeterde kruin greep, kakelde mijn oudste dochter dat ik eens dringend moest leren lachen. Niet in de betekenis van ‘je bent altijd zo ernstig’, maar gewoon, rustig en onopvallend, zoals normale mensen lachen.  In de tussentijd voelde ik plakkerig vocht aan mijn vingers en zag ik op mijn rechterschouder een kwakje witgrijze smurrie. ‘Onopvallend? Terwijl er volop vogelstront op me valt, bedoel je!’ Voor de volledigheid geef ik even mee dat er een paar vreselijke krachttermen volgden aan het adres van alles wat vleugels heeft, dat ik als een bezetene, vol afschuw, naar het hoge gras spurtte en enkele flinke bussels uit de grond rukte om mijn hoofd, schouder en handen af te vegen, dit alles terwijl ik luid ‘bèèh, bèèh, bèèh!’ riep. Chaos alom. De kinderen kirden van de pret, mijn echtgenote stond voorovergebogen met buikkrampen van het gieren, ongeruste buren kwamen naar buiten gelopen, enkele schapen uit de weide van iets verderop werden bijzonder onrustig en lawaaierig, een voorbijrijdende fietser week bruusk uit en kwam bijna ten val omdat hij dacht dat hij ging bestormd worden door een hysterische, mentaal gestoorde kaalkop met groene plukken haar en een tiental meter daarboven krijste een zwerm sadistische en waarschijnlijk net ontlaste vogels. Gelukkig is dat allemaal áchter de rug. Wakkerder en wakkerder word ik. Wat ken ik eigenlijk weinig van vogels. En wat dan nog? Kennen vogels veel van mensen? Zou een doorsnee ekster een Kameroener van een Chinees of een Ier kunnen onderscheiden? Ik betwijfel het. Ik hoor, denk ik, mussen. En duiven. Een kraai? Van alles wat. Waarschijnlijk ook kauwen, want daar zit het hier vol mee. Ineens een heel gek getjilp. Volledig uit de toon. Een vreemde eend? Eentje die bijt? Nee, het is een fuut. Ongetwijfeld. Ik twijfel nooit over vogelgeluiden en als ik dat toch doe, wijs ik telkens een fuut als uitvoerder aan. Omdat het grappig is om ‘fuut’ te zeggen. Het doet me denken aan een scheidsrechter die een wedstrijd op gang fluit, het al dan niet discreet laten ontsnappen van lichaamsgassen en het irritante geluid dat vroeger weleens het testbeeld van de televisie begeleidde, terwijl ik vol ongeduld wachtte op het begin van de uitzendingen. Ik ben zelf altijd een vroege vogel geweest. Mijn aangetrouwde bedgenote draait zich om. In mijn richting. Ze slaapt misschien nog, maar toch stoot ik haar aan. Zonder te checken of ze daadwerkelijk wakker of werkelijk wakker voor de daad is (sorry, kan het niet laten), zadel ik haar op met een kersvers raadseltje. ‘Welke vogels stinken als ze transpireren?’ Ik geef haar een por en herhaal de vraag, iets minder zacht fluisterend. Ze reageert niet. Ik panikeer een ogenblikje en hoor haar dan weer langzaam ademen. Gelukkig. ‘Zweetfuten!’ kir ik. Check reactie. Geen. Ik profiteer er even van om nog snel een paar keer ‘fuut’ te zeggen. Ik ben zo blij. Dit wordt een mooie dag, ik voel het aan alles. Naast mij wordt ademen heel stilletjes zuchten. Of snurken. In elk geval een deugddoend briesje. Fuut.  

Danny Vandenberk
0 0